Vertalingen scare EN>NL
to startle or frighten: “You'll scare the baby if you shout”doen schrikken1 a feeling of fear or alarm: “The noise gave me a scare.”schrik2 a feeling of fear or panic among a large number of people: “a smallpox scare.”alarmscared (Bijvoeglijk naamwoord)frightened: “I'm scared of spiders”bang'scarecrow (Zelfstandig naamwoord)a figure set up eg in a field, to scare away birds and stop them eating the seeds etc.vogelverschrikker'scaremonger (Zelfstandig naamwoord)a person who spreads alarming rumours.paniekzaaierscare away/offto make go away or stay away because of fear: “The birds were scared away by the dog.”wegjagen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to scare | afschrikken (ww.) ; angst aanjagen (ww.) ; bangmaken (ww.) ; beangstigen (ww.) ; doen schrikken (ww.) ; schrikken (ww.) ; verschrikken (ww.) |
the scare | de schrik |
scare | verjagen |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `scare`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: alarmEN: panicEN: startleEN: terrifyEN: upsetEN: worryUitdrukkingen en gezegdes
EN: scare away
NL: wegjagenEN: scared
NL: bangEN: scare off
NL: doen afschrikken van