1 a sheet of strong cloth spread to catch the wind, by which a ship is driven forward.
zeil

2 a journey in a ship: “a sail in his yacht”
zeiltocht

3 an arm of a windmill.
molenwiek

1 (of a ship) to be moved by sails: “The yacht sailed away.”
zeilen

2 to steer or navigate a ship or boat: “He sailed (the boat) to the island.”
sturen

3 to go in a ship or boat (with or without sails): “I've never sailed through the Mediterranean.”
varen

4 to begin a voyage: “The ship sails today”
uitvaren

5 to travel on (the sea etc) in a ship: “He sailed the North Sea.”
bevaren

6 to move steadily and easily: “Clouds sailed across the sky”
zweven

'sailboard (Zelfstandig naamwoord)

a windsurfer.
windsurfer, zeilplank

'sailing (Zelfstandig naamwoord)

the activity or sport of navigating a ship or boat that has sails: “Sailing is one of his hobbies.”
het zeilen

sailing-

having a sail or sails: “sailing-boat.”
zeil-

'sailor (Zelfstandig naamwoord)

a member of a ship's crew whose job is helping to sail a ship.
matroos

in full sail

with all the sails spread: “The ship was in full sail.”
met volle zeilen
© K Dictionaries Ltd.

to sail	afvaren (ww.) ; zeilen (ww.) ; wegtrekken (ww.) ; wegreizen (ww.) ; verlaten (ww.) ; verdwijnen (ww.) ; varen (ww.) ; van wal gaan (ww.) ; uitvaren (ww.) ; navigeren (ww.) ; heengaan (ww.) ; bezeilen (ww.) ; bevaren (ww.) ; afvaren op (ww.) ; afstomen op (ww.) ; afstevenen op (ww.) ; afreizen (ww.) ; aansturen op (ww.) ; aanhouden op (ww.)
the sail	het zeil
SAIL (Afkorting)	SAIL (Afkorting)
sail	buitengaats brengen ; zeiltoestand ; zeil ; velum ; scheepszeil ; naar zee brengen

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




EN: journey
EN: leave for
EN: tour
EN: travel

EN: 10 days' sail NL: 10 dagen varen
EN: make sail NL: (meer) zeilen bijzetten
EN: take in sail NL: zeil minderen NL: zich matigen
EN: sail the seas NL: de zeeën doorkruisen
EN: sail in the same boat NL: in het zelfde schuitje varen
EN: it is sailing NL: de zaak gaat vlot
EN: it's plain sailing NL: het gaat van een leien dakje, er is niets aan
EN: sail into NL: aanpakken
EN: sail close to (near) the wind NL: scherp bij de wind varen NL: iets doen (zeggen) wat op het kantje af is