1 (negativeunready) prepared; able to be used etc immediately or when needed; able to do (something) immediately or when necessary: “I've packed our cases, so we're ready to leave”
klaar

2 (negativeunready) willing: “I'm always ready to help.”
bereid

3 quick: “You're too ready to find faults in other people”
snel

4 likely, about (to do something): “My head feels as if it's ready to burst.”
op het punt van

'readiness (Zelfstandig naamwoord)

bereidheid, snelheid

'readily (Bijwoord)

1 willingly: “I'd readily help you.”
graag

2 without difficulty: “I can readily answer all your questions.”
gemakkelijk

ready cash

ready money.
contant geld

'ready-'made (Bijvoeglijk naamwoord)

(especially of clothes) made in standard sizes, and for sale to anyone who wishes to buy, rather than being made for one particular person: “a ready-made suit.”
confectie-

ready money

coins and banknotes: “I want to be paid in ready money, not by cheque.”
contant geld

'ready-to-'wear (Bijvoeglijk naamwoord)

(of clothes) ready-made.
confectie-

in readiness

ready: “I want everything in readiness for his arrival.”
kant en klaar
© K Dictionaries Ltd.

the ready	de bereid (v)
ready	gereed ; welwillend ; voorbij ; voltooid ; uit ; toegevend ; toegeeflijk ; soepel ; paraat ; over ; meegaand ; klaar ; inschikkelijk ; gewillig ; gepleegd ; geëindigd ; gedwee ; gedaan ; gaar ; doorgekookt ; bereidwillig ; bereidvaardig ; beëindigd ; afgelopen ; afgedaan ; af ; dienstwillig ; klaar

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




EN: all set
EN: arranged
EN: cooked-through
EN: equipped
EN: geared up
EN: in place
EN: in position
EN: organized
EN: prepared
EN: primed

EN: she is very ready at excuses NL: ze staat direct klaar met een excuus
EN: ready to hand NL: bij de hand
EN: ready money, cash NL: contant geld
EN: he was ready to swear with rage NL: hij kon goed vloeken van woede
EN: ready wit NL: gevatheid
EN: to the ready NL: in de aanslag
EN: the ready NL: contanten