Vertalingen predict EN>NL
to say in advance; to foretell: “He predicted a change in the weather.”voorspellenpre'dictable (Bijvoeglijk naamwoord)(negativeunpredictable) able to be foretold: “His anger was predictable.”voorspelbaarpre'diction (Zelfstandig naamwoord): “I'm making no predictions about the result of the race.”voorspelling© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to predict | tevoren zeggen (ww.) ; voorspellen (ww.) ; voortellen (ww.) ; wichelen (ww.) |
predict | voorspellen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `predict`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: anticipateEN: calculateEN: conjectureEN: divineEN: envisageEN: estimateEN: forecastEN: foretellEN: guessEN: portend