1 the material on which these words are written, made from wood, rags etc and used for writing, printing, wrapping parcels etc: “I need paper and a pen to write a letter”
papier

2 a single (often printed or typed) piece of this: “There were papers all over his desk.”
blad papier

3 a newspaper: “Have you read the paper?”
krant

4 a group of questions for a written examination: “The Latin paper was very difficult.”
schriftelijke test

5 (in plural) documents proving one's identity, nationality etc: “The policeman demanded my papers.”
documenten

'papery (Bijvoeglijk naamwoord)

like paper: “papery leaves.”
papierachtig

'paperback (Zelfstandig naamwoord)

a book with a paper cover.
paperback
: “paperback novels.”
pocket-

'paper-clip (Zelfstandig naamwoord)

a small, usually metal clip for holding papers together: “She attached her note to the papers with a paper-clip.”
paperclip

'paper-knife (Zelfstandig naamwoord)

a knife used for opening envelopes etc.
papiermes

paper sculpture

the art of modelling with folded paper.
papiervouwkunst

'paperweight (Zelfstandig naamwoord)

a small, heavy object which can be put on top of pieces of paper to keep them in place, also used as an ornament.
presse-papier

'paperwork (Zelfstandig naamwoord)

the part of a job which consists of keeping files, writing letters etc: “I spend most of my time on paperwork.”
papierwerk
© K Dictionaries Ltd.

the paper	het werkstuk ; het verslag ; de verhandeling (v) ; de scriptie (v) ; het papier ; het opstel ; de nieuwsblad ; het essay ; eindscriptie (znw.) ; de bescheid (v)
paper	voordracht ; akte ; stuk ; schriftuur ; papieren ; papier ; paper ; document ; bijdrage ; behangen ; behang

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.




EN: article
EN: broadsheet
EN: composition
EN: daily
EN: dissertation
EN: newspaper
EN: quality newspaper
EN: rag
EN: serious newspaper
EN: tabloid

EN: he sent in his papers NL: hij zond zijn stukken in NL: hij diende zijn ontslag in
EN: I committed it to paper NL: ik schreef het op
EN: do this paper NL: maak deze oefening
EN: test paper NL: proefwerk