1 belonging to: “a friend of mine.”
van

2 away from (a place etc); after (a given time): “within five miles of London”
na, van

3 written etc by: “the plays of Shakespeare.”
van

4 belonging to or forming a group: “He is one of my friends.”
van

5 showing: “a picture of my father.”
van

6 made from; consisting of: “a dress of silk”
van

7 used to show an amount, measurement of something: “a gallon of petrol”
met

8 about: “an account of his work.”
van

9 containing: “a box of chocolates.”
met

10 used to show a cause: “She died of hunger.”
van

11 used to show a loss or removal: “She was robbed of her jewels.”
van

12 used to show the connection between an action and its object: “the smoking of a cigarette.”
van

13 used to show character, qualities etc: “a man of courage.”
van

14 (American) (of time) a certain number of minutes before (the hour): “It's ten minutes of three.”
voor
© K Dictionaries Ltd.

of	van ; van de zijde van
OF (Afkorting)	actiefonds ; optische stroom
of	aan ; door ; met ingang van ; sedert ; sinds ; uit ; vanaf ; voor ; zoals bijvoorbeeld

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; Wikipedia; MWB




EN: on the side of

EN: north of NL: ten noorden van
EN: back of NL: (Am.) achter
EN: forsaken of God NL: door God verlaten
EN: battle of A. NL: de slag bij A.
EN: think of NL: denken aan, over
EN: the two of us NL: wij samen
EN: she of all people NL: juist zij
EN: the city of W. NL: de stad W. NL: as of NL: met ingang van, per
EN: as of now NL: nu
EN: of late NL: (in) de laatste tijd
EN: he died of fever NL: hij stierf aan de koorts
EN: of an evening NL: op een avond
EN: a quarter of ten NL: (Am.) kwart voor tien
EN: I heard nothing of him NL: ik hoorde niets over hem
EN: smell of NL: (Am.) ruiken aan
EN: be of a stripe NL: (Am.) met hetzelfde sop overgoten zijn