1 one of the cords which carry messages between all parts of the body and the brain.
zenuw

2 courage: “He must have needed a lot of nerve to do that”
moed

3 rudeness: “What a nerve!”
brutaliteit
to force (oneself) to have enough courage (to do something): “He nerved himself to climb the high tower.”
zich moed inspreken

nerves (noun plural)

the condition of being too easily excited or upset: “She suffers from nerves.”
zenuwen

'nervous (Bijvoeglijk naamwoord)

1 of the nerves: “the nervous system.”
zenuw-

2 rather afraid: “She was nervous about travelling by air”
zenuwachtig

'nervously (Bijwoord)

zenuwachtig

'nervousness (Zelfstandig naamwoord)

zenuwachtigheid

'nervy (Bijvoeglijk naamwoord)

excitable: “The horse is rather nervy.”
nerveus

'nerviness (Zelfstandig naamwoord)

nervositeit

'nerve-racking (Bijvoeglijk naamwoord)

causing great anxiety or nervousness: “a nerve-racking experience.”
zenuwslopend

nervous breakdown

a period of mental illness caused by a time of great strain.
zenuwinstorting

nervous system

the brain, spinal cord and nerves of a person or animal.
zenuwstelsel

get on someone's nerves

to irritate someone: “Her behaviour really gets on my nerves.”
iemand op de zenuwen werken
© K Dictionaries Ltd.

the nerve	de ader ; brutaal zijn (znw.) ; de durf (m) ; de gewaagdheid (v) ; grote mond hebben (znw.) ; de lef (m) ; de moed (m) ; nerf ; de nerf ; de zenuw (v)
nerve	brutaliteit ; nerve ; nervus ; neuronenbundel ; snap ; zenuw

Bronnen: interglot; KNNV Botanical glossary; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




EN: audacity
EN: backbone
EN: boldness
EN: bottle
EN: brashness
EN: brass neck
EN: bravery
EN: cheek
EN: chutzpah
EN: courage

EN: nerves NL: ook: zenuwachtigheid
EN: you've got a nerve! NL: jij durft!
EN: it gets on my nerves NL: 't maakt me zenuwachtig
EN: he got into a state of nerves NL: hij kreeg het op de zenuwen
EN: he nerved himself NL: hij vermande z.