1 to come face to face with (eg a person whom one knows), by chance: “She met a man on the train.”
ontmoeten

2 (sometimes, especially American, withwith) to come together with (a person etc), by arrangement: “The committee meets every Monday.”
bij elkaar komen

3 to be introduced to (someone) for the first time: “Come and meet my wife.”
kennismaken

4 to join: “Where do the two roads meet?”
elkaar ontmoeten

5 to be equal to or satisfy (eg a person's needs, requirements etc): “Will there be sufficient stocks to meet the public demand?”
voldoen aan

6 to come into the view, experience or presence of: “A terrible sight met him / his eyes when he opened the door.”
zich voordoen aan

7 to come to or be faced with: “He met his death in a car accident.”
vinden

8 (withwith) to experience or suffer; to receive a particular response: “She met with an accident”
ondervinden, krijgen

9 to answer or oppose: “We will meet force with greater force.”
beantwoorden
a gathering, especially of sportsmen: “The local huntsmen are holding a meet this week.”
samenkomst

'meeting (Zelfstandig naamwoord)

1 an act of meeting: “The meeting between my mother and my husband was not friendly.”
ontmoeting

2 a gathering of people for discussion or another purpose: “to attend a committee meeting.”
vergadering

meet (someone) halfway

to respond to (someone) by making an equal effort or a compromise: “I'll invest $5,000 in this idea if you meet me halfway and do the same.”
tegemoet komen
© K Dictionaries Ltd.

to meet	in vergadering bijeenzijn (ww.) ; vinden (ww.) ; vergaderen (ww.) ; treffen (ww.) ; tegenkomen (ww.) ; samenlopen (ww.) ; samenkomen (ww.) ; overwegen (ww.) ; overleggen (ww.) ; ontmoeten (ww.) ; kennismaken (ww.) ; kennis maken met (ww.) ; elkaar ontmoeten (ww.) ; een conferentie houden (ww.) ; confereren (ww.) ; bijeenkomen (ww.) ; beraadslagen (ww.) ; aantreffen (ww.)
meet	afhalen ; voldoen aan ; tegemoet treden ; ophalen ; komen halen ; afspreken

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; MWB




EN: assemble
EN: bump into
EN: collect
EN: come across
EN: come together
EN: come upon
EN: congregate
EN: draw together
EN: gather round
EN: get together

EN: asking him does not meet the case NL: hem te vragen is voor dit geval niet voldoende
EN: meet Mr.A NL: (Am.) mag ik u aan de Heer A. voorstellen
EN: she will meet the train NL: zij zal aan de trein zijn
EN: meet a person's eye NL: onder iemands ogen komen NL: een blik van iemand opvangen
EN: more than meets the eye (ear) NL: meer dan men ziet (hoort)
EN: make ends meet NL: rondkomen (met geld)
EN: well met! NL: goed dat ik u tref! NL: welkom!
EN: I hope I have met you NL: ik hoop dat ik u voldoende tegemoet ben gekomen
EN: meet up with NL: (Am.) inhalen, ontmoeten
EN: meet with NL: tegenkomen (persoon, voorbeeld) NL: ervaren, ondervinden (behandeling) NL: krijgen (ongeluk)