Vertaal
Naar andere talen: • marriage > DEmarriage > ESmarriage > FR
Vertalingen marriage EN>NL

1 the ceremony by which a man and woman become husband and wife: “Their marriage took place last week”
huwelijk

2 the state of being married; married life: “Their marriage lasted for thirty happy years.”
huwelijk

3 a close joining together: “the marriage of his skill and her judgement.”
huwelijk

'marriageable (Bijvoeglijk naamwoord)

suitable, or at a proper age, for marriage: “He has four marriageable daughters”
huwbaar

marriage licence

a paper giving official permission for a marriage to take place.
huwelijksvergunning
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
the marriagede bruiloft ; bruiloftsdag (znw.) ; het bruiloftsfeest ; de echtverbintenis (v) ; de huwelijk (m) ; de huwelijksdag (m) ; het huwelijksfeest ; de huwelijkssluiting (v) ; de huwelijksvoltrekking (v) ; de trouwdag (m) ; de trouwerij (v)
marriage echt ; huwelijk ; huwelijkse staat
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages


Voorbeeldzinnen met `marriage`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: bridal
EN: conjugal
EN: marital
EN: marriage ceremony
EN: matrimonial
EN: nuptials
EN: wedding
EN: wedding ceremony
EN: Zelfst. Naamw.

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: by marriage NL: aangetrouwd
EN: ask in marriage NL: ten huwelijk vragen
EN: marriage of convenience NL: verstandshuwelijk