Vertaal
Naar andere talen: • hotel > DEhotel > EShotel > FR
Vertalingen hotel EN>NL
a usually large house or building where travellers, holidaymakers etc may receive food, lodging etc in return for payment: “The new hotel has over five hundred bedrooms.”
hotel

ho'telier (Zelfstandig naamwoord)

a person who owns, and sometimes manages, a hotel.
hotelier, hoteleigenaar
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
the hotelhet gasthuis ; de herberg ; het hotel ; het logement
hotel hotel
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `hotel`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: guest house