1. MWB
  2. Vertalen
  3. faith (EN>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • faith > DE • faith > ES • faith > FR
Vertalingen faith EN>NL

1 trust or belief: “She had faith in her ability.”
vertrouwen

2 religious belief: “Years of hardship had not caused him to lose his faith.”
geloof

3 loyalty to one's promise: “to keep/break faith with someone.”
erewoord

'faithful (Bijvoeglijk naamwoord)

1 loyal and true; not changing: “a faithful friend”
trouw

2 true or exact: “a faithful account of what had happened.”
getrouw

'faithfully (Bijwoord)

getrouw

Yours faithfully

a polite way of ending a formal (usually business) letter which starts with 'Dear Sir' or 'Dear Madam'. In American English 'Sincerely yours' or 'Truly yours' is used.
hoogachtend

'faithfulness (Zelfstandig naamwoord)

getrouwheid

'faithless (Bijvoeglijk naamwoord)

ongelovig, trouweloos

'faithlessness (Zelfstandig naamwoord)

trouweloosheid

in (all) good faith

sincerely: “She made the offer in good faith.”
te goeder trouw
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
the faithde confessie (v) ; de confidentie (v) ; de fiducie (v) ; het geloof ; de geloofsovertuiging (v) ; de gezindheid (v) ; de gezindte (v) ; de godsdienst (m) ; de religie (v) ; het vertrouwen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `faith`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: belief
EN: confidence
EN: conviction
EN: creed
EN: dependence
EN: expectation
EN: hope
EN: idea
EN: principle
EN: reliance

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: the faith NL: het ware geloof
EN: in faith NL: op m'n woord
EN: in good faith NL: te goeder trouw