to down	tekkelen (ww.) ; onderuithalen (ww.) ; neerhalen (ww.)
the down	het nesthaar ; de kapok (m) ; de heuvel (m) ; de dons
down (bnw.)	verbroken (bnw.) ; uitgeschakeld (bnw.) ; neerwaarts (bnw.) ; buiten bedrijf (bnw.)
down	onderuit ; van onderen ; omver ; omlaag ; neer ; naar beneden ; donszacht ; beneden ; af ; buiten werking ; waas ; onderaan ; neergelaten ; dons ; dip

Bronnen: interglot; Tecdic.com; Wikipedia; KDE opensourcesoftware; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary




EN: downhill
EN: downstairs
EN: feathers
EN: fluff
EN: fur
EN: fuzz
EN: hair
EN: lint
EN: Overig

EN: a long way down NL: een heel eind weg
EN: pay down NL: contant betalen
EN: hunt down NL: achterna zitten, in het nauw drijven
EN: be down on a person NL: aanpakken NL: het gemunt hebben op iemand
EN: down with fever NL: met koorts in bed
EN: from ... down to NL: van ... tot
EN: it suits me down to the ground NL: 't komt me reuzegoed uit
EN: down with ...! NL: weg met ...!
EN: tools down NL: (parool tot) staken
EN: down in the mouth NL: neerslachtig
EN: be down for NL: ingeschreven zijn voor, op de agenda staan
EN: down on one's luck NL: pech hebben
EN: down on the nail NL: direct, onmiddellijk
EN: down the wind NL: van wind af
EN: throw down the well NL: in de put gooien
EN: down the river NL: stroomafwaarts, naar beneden
EN: down payment NL: contant