1 the spirit of evil; Satan: “He does not worship God †“ he worships the Devil.”
duivel

2 any evil or wicked spirit or person: “That woman is a devil!”
duivel

3 a person who is bad or disapproved of: “She's a lazy devil.”
zak, wijf

4 an unfortunate person for whom one feels pity: “Poor devils! I feel really sorry for them.”
sukkel
© K Dictionaries Ltd.

the devil	boosaardig wezen (znw.) ; de demon (m) ; de duivel (m) ; de kwelduivel (m) ; de satan (m)
devil	boze ; droes ; drommel ; kwaad

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: malignant person

EN: poor devil NL: arme donder
EN: the devil! NL: donders!
EN: devil a one NL: geen donder
EN: the devil and all NL: alle mogelijke beroerdigheid
EN: between the devil and the deep (blue) sea NL: tussen twee vuren
EN: give the devil his due NL: ieder het zijne geven
EN: talk of the devil (and he will appear) NL: als je over de duivel spreekt trap je 'm op zijn staart
EN: devil take the hindmost NL: sauve-qui-peut!
EN: there's the devil among the tailors NL: een gruwelijke herrie NL: soort vuurwerk
EN: there's the devil to pay NL: daar heb je de poppen aan het dansen
EN: devil on two sticks NL: diabolo
EN: devil's bedpost NL: klaveren 4
EN: devil's bones NL: dobbelstenen
EN: devil's books NL: duivel prentenboek, het kaartspel
EN: beat the devil's tattoo NL: (nerveus) op de tafel trommelen
EN: when you sleep with the devil, there's always hell to pay NL: wie z'n gat verbrandt moet op de blaren zitten