1 to move in time to music by ma-king a series of rhythmic steps: “She began to dance”
dansen

2 to move quickly up and down: “The father was dancing the baby on his knee.”
laten rijden

1 a series of fixed steps made in time to music: “Have you done this dance before?”
dans

2 a social gathering at which people dance: “We're going to a dance next Saturday.”
bal

'dancer (Zelfstandig naamwoord)

: “a ballet dancer.”
danser

'dancing (Zelfstandig naamwoord)

: “She likes dancing”
het dansen; dans-
© K Dictionaries Ltd.

to dance	dansen (ww.) ; dansje (ww.) ; stampen (ww.) ; stampvoeten (ww.) ; trappelen (ww.)
the dance	de dans (m)
dance	bal ; danspartij

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: barn dance
EN: bop
EN: caper
EN: do
EN: foxtrot
EN: hoedown
EN: hop
EN: jazz
EN: leap
EN: rumba

EN: dance in the dark NL: (geheime) verhouding hebben met iemand NL: de kat in het donker knijpen
EN: dance on nothing NL: opgehangen worden
EN: dance attendance upon a person NL: iemand achterna lopen NL: antichambreren bij
EN: lead a dance NL: (figuurlijk) een spelletje spelen
EN: lead a person a dance NL: iemand ervan laten lusten