Vertaal
Naar andere talen: • construct > DEconstruct > ESconstruct > FR
Vertalingen construct EN>NL
to build; to put together: “They are planning to construct a new supermarket near our house”
bouwen

con'struction (Zelfstandig naamwoord)

1 (a way of) constructing or putting together: “The bridge is still under construction.”
bouw

2 something built: “That construction won't last long.”
gebouw

con'structive (Bijvoeglijk naamwoord)

helpful; having to do with making, not with destroying: “Constructive criticism tells you both what is wrong and also what to do about it.”
opbouwend

con'structively (Bijwoord)

positief

con'structor (Zelfstandig naamwoord)

a person who constructs: “a constructor of bridges.”
bouwer

construction site

a building site.
bouwterrein

construction worker

a builder.
bouwvakker
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to construct maken (ww.) ; voortbrengen (ww.) ; vervaardigen (ww.) ; scheppen (ww.) ; samenstellen (ww.) ; produceren (ww.) ; plaatsen (ww.) ; opbouwen (ww.) ; monteren en aansluiten (ww.) ; installeren (ww.) ; in het leven roepen (ww.) ; fabriceren (ww.) ; construeren (ww.) ; bouwen (ww.) ; aanleggen (ww.) ; aanbrengen (ww.)
construct construeren in de zin van samenstellen
Bronnen: interglot; Vlietstra; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek


Voorbeeldzinnen met `construct`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: assemble
EN: erect
EN: fabricate
EN: make
EN: manufacture
EN: put together
EN: put up
EN: set up