1. MWB
  2. Vertalen
  3. associate (EN>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • associate > DE • associate > ES • associate > FR
Vertalingen associate EN>NL

1 to connect in the mind: “He always associated the smell of tobacco with his father.”
associëren

2 (usually with with) to join (with someone) in friendship or work: “They don't usually associate (with each other) after office hours.”
omgaan met

1 having a lower position or rank: “an associate professor.”
buitengewoon

2 joined or connected: “associate organizations.”
geassocieerd
a colleague or partner; a companion.
collega, metgezel

association (Zelfstandig naamwoord)

1 a club, society etc.
vereniging

2 a friendship or partnership.
omgang, connectie

3 a connection in the mind: “The house had associations with her dead husband.”
associatie

in association with

together with: “We are acting in association with the London branch of our firm.”
samen met
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to associate associëren (ww.)
associate mede ; mee ; aansluiten ; deelgenoot ; lid ; verbinden ; zich aaneensluiten ; zich verenigen
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `associate`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: accuse
EN: affiliate
EN: allude to
EN: bring in
EN: co-worker
EN: cohort
EN: collaborator
EN: colleague
EN: compare
EN: connect