Vertalingen apprentice EN>NL
a (usually young) person who is learning a trade.leerjongento make (someone) an apprentice: “His father apprenticed him to an engineer.”in de leer doenap'prenticeship (Zelfstandig naamwoord)the state of being, or the time during which a person is, an apprentice: “He is serving his apprenticeship as a mechanic.”leertijd© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the apprentice | de gezel (m) ; iemand die stage loopt (znw.) ; jongmaat (znw.) ; het jongmaatje ; de kwekeling (m) ; de leerjongen (m) ; leerknecht (znw.) ; de leerling ; het leermeisje ; het maatje ; de pupil ; de stagiair (m) ; de volontair (m) |
apprentice | knecht ; leerling |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Horecagids; MWB; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `apprentice`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: beginnerEN: learnerEN: noviceEN: pupil