a kind of small creeping animal with a ringed body and no backbone; an earth-worm.
worm

1 to make (one's way) slowly or secretly: “He wormed his way to the front of the crowd.”
(zich) wurmen

2 to get (information etc) with difficulty (out of someone): “It took me hours to worm the true story out of him.”
ontfutselen
© K Dictionaries Ltd.

the worm	de aardworm (m) ; de pier (m) ; de regenworm (m) ; de worm (m) ; de wurm (m)
WORM (Afkorting)	WORM (Afkorting)
worm	Benelux mini-snake ; coil ; minislang ; schroef zonder eind ; schroefdraad van wormwiel ; toevoerschroef ; worm ; wormas ; wormschroef ; wormwiel

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek




EN: food for worm(s) NL: voor de pieren
EN: a worm will turn NL: tenslotte kan men niet alles over zijn kant laten gaan NL: ik ben (hij is etc.) wel goed maar niet gek
EN: worm of conscience NL: wroeging
EN: I'm a worm today NL: ik ben vandaag niets waard
EN: worm oneselves into NL: z. op slinkse wijze weten te dringen (draaien) in
EN: worm a secret out of a person NL: een geheim uit iemand weten te krijgen
EN: worm (one's way) through NL: zich door... wriemelen