1 containing, soaked in, or covered with, water or another liquid: “We got soaking wet when it began to rain”
nat

2 rainy: “a wet day”
regenachtig
to make wet: “She wet her hair and put shampoo on it”
nat maken, plassen in

1 moisture: “a patch of wet.”
nattigheid

2 rain: “Don't go out in the wet.”
regen

'wetness (Zelfstandig naamwoord)

nattigheid

wet blanket

a depressing companion.
zwartgallig iemand

'wet-nurse (Zelfstandig naamwoord)

a woman employed to breast-feed someone else's baby.
min

'wetsuit (Zelfstandig naamwoord)

a rubber suit for wearing in cold conditions when diving etc.
duikerspak

wet through

soaked to the skin.
doornat
© K Dictionaries Ltd.

to wet	water geven (ww.) ; sproeien (ww.) ; natmaken (ww.) ; nat maken (ww.) ; deppen (ww.) ; bevochtigen (ww.) ; betten (ww.) ; bespuiten (ww.) ; besproeien (ww.) ; begieten (ww.) ; afbetten (ww.) ; aanzetten (ww.)
the wet	het watje ; de sukkel (m) ; de spelbreker (m) ; de slungel (m) ; de schlemiel (m) ; het chagrijn
wet	vochtig ; slemiel ; regenachtig ; nat ; met neerslag ; humide ; groen ; natten

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.




EN: damp
EN: drizzling
EN: drizzly
EN: raining
EN: showery

EN: wet bargain NL: zaak die met borrel beklonken wordt
EN: wet blanket NL: spelbederver
EN: wet bob NL: (Eton Coll.) jongen die watersport beoefent
EN: wet dock NL: drijvend dok
EN: wet pack NL: natte omslag
EN: wet state NL: (Am.) staat waar verkoop van alcoholische drank niet verboden is
EN: wet through, wet to the skin NL: doornat
EN: wet or shine NL: weer of geen weer
EN: wet a bargain NL: een zaak met een borrel beklinken
EN: wet one's whistle NL: zijn keel eens smeren