1 (something which causes) worry, difficulty, work, anxiety etc: “He never talks about his troubles”
zorg

2 disturbances; rebellion, fighting etc: “It occurred during the time of the troubles in Cyprus.”
onlusten

3 illness or weakness (in a particular part of the body): “He has heart trouble.”
kwaal

1 to cause worry, anger or sadness to: “She was troubled by the news of her sister's illness.”
verontrusten

2 used as part of a very polite and formal request: “May I trouble you to close the window?”
mogen vragen

3 to make any effort: “He didn't even trouble to tell me what had happened.”
moeite doen

'troubled (Bijvoeglijk naamwoord)

(negativeuntroubled)

1 worried or anxious: “He is obviously a troubled man.”
bezorgd

2 disturbed and not peaceful: “troubled sleep.”
onrustig

'troublesome (Bijvoeglijk naamwoord)

causing worry or difficulty: “troublesome children/tasks.”
lastig

'troublemaker (Zelfstandig naamwoord)

a person who continually (and usually deliberately) causes worry, difficulty or disturbance to other people: “Beware of her †“ she is a real troublemaker.”
lastpost
© K Dictionaries Ltd.

to trouble	verontrusten (ww.) ; storen (ww.)
the trouble	de lastigheid (v) ; het lastig maken ; het lastigvallen ; de moeilijkheid (v) ; de moeite ; onheilsdreiging (znw.) ; het onraad ; de onrust ; het opstootje ; de ordeverstoring (v) ; de overlast (m) ; de puinhoop (m) ; de rel (m) ; de roerigheid (v) ; de rottigheid (v) ; slepende ziekte (znw.) ; de stoornis (v) ; de strubbeling (v) ; het teisteren ; de terugslag (m) ; terugslagen (znw.) ; de trammelant ; de wanorde ; de wanordelijkheid (v) ; het zootje ; de zwarigheid (v) ; de last ; de bemoeilijking (v) ; het gedram ; het gehannes ; het gestuntel ; het gevaar ; het gezeur ; de hinder (m) ; de knik (m) ; de kommer (m) ; de kwaal ; de kwel
trouble	belemmeren ; bedrijfsstoring ; bezwaar ; gêne ; hinderen ; opgave ; probleem ; storing ; uitvallen ; verkeersontregeling ; verstoren ; verstoring ; vraagpunt ; vraagstuk ; zorg

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; MWB




EN: agitate
EN: anxiety
EN: badly affect
EN: be a problem for you
EN: bother
EN: cause problems
EN: commotion
EN: conflict
EN: contention
EN: difficulty

EN: we'll trouble you to do this NL: wilt u zo goed zijn dat voor ons te doen?
EN: be troubled about NL: z. zorgen maken over
EN: troubled with NL: last hebben van
EN: what a troubled look you wear! NL: wat zie je er bezorgd uit!
EN: fish in troubled waters NL: in troebel water vissen
EN: troubles NL: onlusten
EN: no trouble! NL: geen moeite
EN: make trouble NL: last veroorzaken
EN: get into trouble NL: z. moeilijkheden op de hals halen