1 one of the five finger-like end parts of the foot: “These tight shoes hurt my toes.”
teen

2 the front part of a shoe, sock etc: “There's a hole in the toe of my sock.”
teenstuk

'toenail (Zelfstandig naamwoord)

the nail that grows on one's toes: “He was cutting his toenails.”
teennagel

toe the line

to act according to the rules.
zich conformeren
© K Dictionaries Ltd.

the toe	grote teen (znw.) ; de teen (m) ; de tenen
TOE (Afkorting)	target of evaluation ; toe (Afkorting) ; ton olie-equivalent
toe	digitus pedis ; sporing ; teen ; teen van een dijk ; voet van een dijk

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek; TU-Delft-Hydraulic-Engineering-Glossary




EN: the light fantastic toe NL: (scherts.) het dansen
EN: turn up one's toes NL: (sl.) het hoekje omgaan
EN: toes up NL: (sl.) dood
EN: toe to toe NL: man tegen man
EN: he was toed out NL: hij werd eruit geschopt
EN: toe the line NL: met tenen aan de lijn gaan staan (bij wedstrijd) NL: (figuurlijk) iets aandurven NL: program van politieke partij aanvaarden