1 having a short distance between opposite sides: “thin paper”
dun

2 (of people or animals) not fat: “She looks thin since her illness.”
mager

3 (of liquids, mixtures etc) not containing any solid matter; rather lacking in taste; (tasting as if) containing a lot of water or too much water: “thin soup.”
dun

4 not set closely together; not dense or crowded: “His hair is getting rather thin.”
dun

5 not convincing or believable: “a thin excuse.”
mager
to make or become thin or thinner: “The crowd thinned after the parade was over.”
verminderen

'thinly (Bijwoord)

dun

'thinness (Zelfstandig naamwoord)

dunheid

thin air

nowhere: “He disappeared into thin air.”
niets

'thin-'skinned (Bijvoeglijk naamwoord)

sensitive; easily hurt or upset: “Be careful what you say †“ she's very thin-skinned.”
overgevoelig

thin out

to make or become less dense or crowded: “The trees thinned out near the river.”
dunnen
© K Dictionaries Ltd.

to thin	verdunnen (ww.) ; uitdunnen (ww.) ; minder talrijk maken (ww.) ; dunnen (ww.) ; decimeren (ww.) ; aanlengen (ww.)
thin	iel ; tenger ; slank ; schriel ; schraal ; rank ; pover ; mager ; karig ; geen vet op de botten hebbende ; fijngebouwd ; fijn ; dun ; berooid ; dun ; verspreiden ; verdunnen in de zin van verlagen van concentratie ; sprietig ; spichtig ; mager ; luchtig ; ijl ; hol ; dunvloeibaar

Bronnen: Wakefield genealogy pages; Vlietstra; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek




EN: adulterate
EN: bare
EN: bony
EN: constricted
EN: contracted
EN: cracked
EN: delicate
EN: diaphanous
EN: dilute
EN: diluted

EN: a thin house NL: slecht bezette, bijna lege zaal
EN: thin excuse NL: pover excuus
EN: we had a thin time NL: we hadden het niet breed
EN: a thin joke NL: flauwe grap
EN: that's too thin NL: dat is al te doorzichtig
EN: thin ice NL: (figuurlijk) gevaarlijk terrein
EN: thin off NL: langzaam minder worden