1 an element, a silvery white metal: “Is that box made of tin or steel?”
tin

2 (alsocan) a container, usually for food, made of 'tin-plate, thin sheets of iron covered with tin or other metal: “a tin of fruit”
blik
made of tin or tin-plate: “a tin plate”
tinnen

tinned (Bijvoeglijk naamwoord)

(of food) sealed in a tin for preservation etc: “tinned foods.”
ingeblikt

'tinfoil (Zelfstandig naamwoord)

tin or other metal in the form of very thin sheets, used for wrapping etc: “I'm going to bake the ham in tinfoil.”
aluminiumfolie

'tin-opener (Zelfstandig naamwoord)

(American'can-opener) any of several types of tool or device for opening tins of food.
blikopener
© K Dictionaries Ltd.

to tin	wecken (ww.) ; vertinnen (ww.) ; inmaken (ww.) ; inblikken (ww.) ; in blik conserveren (ww.)
the tin	de trommel ; het tin ; het dun metaal ; het conservenblik ; de bus ; het blikje ; de blik (m)
tin	tinnen ; opbergblik ; metaal
TIN (Afkorting)	totaal anorganisch stikstof ; Ninorg (Afkorting) ; fiscaal nummer ; FIN (Afkorting)
tin	blik ; trommeltje ; tin ; dunne metaalplaat ; conservenblik ; blikken ; blikje

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




EN: tin-plate

EN: put the tin hat (lid) on something NL: iets plotseling afbreken
EN: tin fish NL: (sl.) torpedo
EN: tin can NL: (Am.) torpedojager
EN: little tin god NL: zelfbewust, onbetekenend iemand
EN: tin hat NL: (sl.) helm
EN: tin hats NL: (sl.) dronken
EN: tin pot (zn) NL: (sl.) duikboot NL: pantserschip (bn) NL: goedkoop
EN: tin tack NL: vertind spijkertje
EN: tin wedding NL: tienjarige bruiloft