to express appreciation or gratitude to (someone) for a favour, service, gift etc: “He thanked me for the present”
danken

'thankful (Bijvoeglijk naamwoord)

grateful; relieved and happy: “He was thankful that the journey was over”
dankbaar

'thankfully (Bijwoord)

dankbaar

'thankfulness (Zelfstandig naamwoord)

dankbaarheid

'thankless (Bijvoeglijk naamwoord)

for which no-one is grateful: “Collecting taxes is a thankless task.”
ondankbaar

'thanklessly (Bijwoord)

ondankbaar

'thanklessness (Zelfstandig naamwoord)

ondankbaarheid

thanks (noun plural)

expression(s) of gratitude: “I really didn't expect any thanks for helping them.”
dank
thank you: “Thanks (very much) for your present”
dank

'thanksgiving (Zelfstandig naamwoord)

the act of giving thanks, especially to God, eg in a church service: “a service of thanksgiving.”
dankbetuiging

Thanks'giving (Zelfstandig naamwoord)

(alsoThanksgiving Day) in the United States, a special day (the fourth Thursday in November) for giving thanks to God.
Thanksgiving Day

thanks to

because of: “Thanks to the bad weather, our journey was very uncomfortable.”
dank zij

thank you

I thank you: “Thank you (very much) for your present”
dank je
© K Dictionaries Ltd.

to thank	bedanken (ww.) ; danken (ww.)
thank	dank betuigen ; te danken hebben

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: thank you NL: dank u (bij aanneming) NL: alstublieft NL: ga uw gang
EN: no, thank you NL: neen, dank u (bij weigering)
EN: thank you for nothing! NL: ik zou je danken!
EN: thank you for the potatoes NL: wil je me de aardappels even aangeven
EN: I will thank you to mind your own business NL: bemoei je alsjeblieft met je eigen zaken
EN: thanks NL: dank
EN: many thanks! NL: dank je wel!
EN: small thanks we had for it NL: we kregen stank voor dank
EN: give, return thanks NL: danken (aan tafel)
EN: we received your letter with thanks NL: in dank ontvingen wij uw schrijven
EN: thanks to your stupidity NL: als gevolg van jouw domheid