1 of, for, or belonging to, one person or group, not to the general public: “The headmaster lives in a private apartment in the school”
privé

2 having no public or official position or rank: “It is your duty as a private citizen to report this matter to the police.”
particulier
in the army, an ordinary soldier, not an officer.
soldaat zonder rang

privacy (Zelfstandig naamwoord)

the state of being away from other people's sight or interest: “in the privacy of your own home.”
privacy

'privately (Bijwoord)

privé

private enterprise

the management and financing of industry etc by individual persons or companies and not by the state.
particulier initiatief

private means

money that does not come from one's work but from investment, inheritance etc.
eigen middelen

in private

with no-one else listening or watching; not in public: “May I speak to you in private?”
onder vier ogen
© K Dictionaries Ltd.

private (bnw.)	privaat (bnw.) ; persoonlijk (bnw.)
private	dierbaar ; vertrouwelijk ; verkoren ; toegenegen ; privé ; lievelings ; intiem ; geselecteerd ; favoriete ; confidentieel ; besloten ; ambteloos ; zelf geproduceerd ; verboden toegang ; soldaat der 1e klasse ; soldaat ; privé- ; particulier ; onderhands ; eigen

Bronnen: KDE opensourcesoftware; interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




EN: isolated
EN: out-of-the-way
EN: quiet
EN: sheltered

EN: private bill NL: wetsontwerp betreffende particulier of corporatie
EN: private box NL: postbus
EN: private company NL: familievennootschap
EN: by private contract NL: onderhands
EN: private hotel NL: familiehotel
EN: private member NL: gewoon Parlementslid (niet-minister)
EN: private ownership NL: privé-bezit
EN: private parts NL: geslachtsdelen
EN: private soldier NL: gewoon soldaat (zonder rang)
EN: in private NL: in het geheim, met gesloten deuren (vergadering) NL: alleen NL: in het particuliere leven
EN: (the) privates NL: (de) geslachtsdelen