Vertalingen pride EN>NL
1 a feeling of pleasure and satisfaction at one's achievements, possessions, family etc: “She looked with pride at her handsome sons.”trots2 personal dignity: “His pride was hurt by her criticism.”trots3 a group (of lions or of peacocks): “a pride of lions.”troepbe the pride and joy ofto be the object of the pride of: “He was his parents' pride and joy.”oogappelthe pride ofthe finest thing in (a certain group etc): “The pride of our collection is this painting”pronkstukpride of placethe most important place: “They gave pride of place at the exhibition to a Chinese vase.”ereplaatspride oneself onto take pride in, or feel satisfaction with (something one has done, achieved etc): “He prides himself on his driving skill.”prat gaan optake pride into feel pride about: “You should take more pride in (=care more for) your appearance.”trots zijn op© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the pride | het eergevoel ; de fierheid (v) ; de grandeur (m) ; de grootsheid (v) ; de hoogmoedigheid (v) ; de hovaardigheid (v) ; de indrukwekkendheid (v) ; de trots |
pride | eer |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `pride`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: airsEN: arroganceEN: conceitEN: egotismEN: narcissismEN: self-importanceEN: sense of honourUitdrukkingen en gezegdes
EN: pride will have a fall
NL: hoogmoed komt ten valEN: pride of place
NL: voorrang NL: aanmatigingEN: take a
pride in
NL: trots zijn opEN: pride of the morning
NL: mist(bui) bij zonsopgangEN: pride oneselves (up)on
NL: z. beroemen op