1 of a single definite person, thing etc thought of separately from all others: “this particular man/problem.”
bepaald

2 more than ordinary: “Please take particular care of this letter.”
bijzonder

3 difficult to please: “He is very particular about his food.”
kieskeurig

par'ticularly (Bijwoord)

more than usually: “He was particularly pleased to see his brother.”
bijzonder

par'ticulars (noun plural)

facts or details: “You must give them all the particulars about the accident.”
bijzonderheden

in particular

more than others: “I liked this book in particular.”
in het bijzonder
© K Dictionaries Ltd.

the particular	de bijzonderheid (v)
particular	excessief ; zeer ; uiterst ; uitermate ; ten zeerste ; separaat ; hogelijk ; heel erg ; extreem ; de detail ; buitensporig ; buitengemeen ; apart ; afzonderlijk ; afgezonderd ; speciaal ; los ; bijzonder ; bewuste

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; MWB




EN: dedicated
EN: demanding
EN: distinctive
EN: exceptional
EN: expert
EN: extraordinary
EN: faddy
EN: fastidious
EN: finicky
EN: focused

EN: he is very particular in (about) his dinner NL: hij is erg kieskeurig op zijn eten
EN: he is not particular to such an amount NL: op zo'n bedrag kijkt hij niet
EN: in particular NL: in het bijzonder
EN: Mr. Particular NL: Pietje secuur
EN: London particular NL: Londense mist NL: soort madera
EN: particulars NL: punten (van agenda), posten (op rekening) NL: (spreektaal) signalement