1 not any: “We have no food”
geen

2 not allowed: “No smoking.”
niet

3 not a: “He is no friend of mine”
geen
not (any): “He is no better at golf than swimming”
niet
a word used for denying, disagreeing, refusing etc: “'Do you like travelling?' 'No, (I don't).'”
nee
noes

1 a refusal: “She answered with a definite no.”
?????

2 a vote against something: “The noes have won.”
?????

'nobody (pronoun)

no person; no-one: “Nobody likes him.”
niemand
a very unimportant person: “She's just a nobody.”
nul

'no-one (pronoun)

no person; nobody: “She will see no-one”
niemand

there's no saying

it is impossible to say, know etc: “There's no denying it”
geen
© K Dictionaries Ltd.

no	geen ; generhande ; generlei ; nee ; neen
NO (Afkorting)	NO (Afkorting) ; stikstofmonoxide

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




EN: nope

EN: a no NL: 'n nul, iemand van niets
EN: no bon NL: (militair sl.) het geeft niets
EN: no one man can lift it NL: niemand kan het alleen optillen
EN: I won't take no NL: ik wil geen weigering horen
EN: no compree NL: (militair sl.) snap er niets van
EN: the noes have it NL: de tegenstemmers zijn in de meerderheid
EN: pleasant or no, you'll have to do it NL: prettig of niet, je zult het moeten doen
EN: it's no better NL: helemaal niet beter
EN: no sooner ... than NL: nauwelijks... of...
EN: no less than ten people have told me NL: wel tien mensen hebben me verteld
EN: no more NL: niet(s) meer
EN: he is no more NL: hij is niet meer, is dood
EN: he is no more a rich man than I am NL: hij is evenmin rijk als ik
EN: I did not come, no more did he NL: ik kwam niet en hij ook niet
EN: no can do NL: (sl.) onmogelijk
EN: in no time NL: heel gauw
EN: there's no saying NL: onmogelijk te zeggen