1 to require: “This page needs to be checked again”
nodig hebben

2 to be obliged: “You need to work hard if you want to succeed”
hoeven

1 something essential, that one must have: “Food is one of our basic needs.”
behoefte

2 poverty or other difficulty: “Many people are in great need.”
gebrek

3 a reason: “There is no need for panic.”
reden

'needless (adjectiv)

unnecessary: “You are doing a lot of needless work”
overbodig

'needlessly (Bijwoord)

overbodig

'needy (Bijvoeglijk naamwoord)

poor: “You must help needy people.”
hulpbehoevend

a need for

a lack of; a requirement for: “There is an urgent need for teachers in this city.”
behoefte aan

in need of

requiring; having a lack of: “We're in need of more money”
nodig hebbend
© K Dictionaries Ltd.

to need	behoeven (ww.) ; willen (ww.) ; nood (ww.) ; nodig hebben (ww.) ; moeten (ww.) ; hoeven (ww.) ; gebrek (ww.) ; ellende (ww.) ; benodigen (ww.) ; believen (ww.) ; armoede (ww.)
the need	de noodzaak ; de noodwendigheid (v) ; de hulpbehoevendheid (v) ; de behoeftigheid (v) ; de behoefte (v)
need	behoefte ; vereiste ; pauperisme

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Annex31




EN: call for
EN: entail
EN: have need of
EN: inevitability
EN: involve
EN: necessitate
EN: obligation
EN: poverty
EN: requirement
EN: stipulation

EN: needs NL: benodigdheden
EN: if need be NL: zo nodig
EN: he had need remember NL: hij behoorde zich te herinneren
EN: have need of NL: nodig hebben
EN: do one's needs NL: zijn behoefte doen
EN: at need NL: in geval van nood
EN: be in need of NL: nodig hebben
EN: why need he have come? NL: waarom heeft hij moeten komen?
EN: it needs to be done NL: 't moet gebeuren
EN: need not have done NL: had niet behoeven te doen
EN: as gay as need be NL: zo vrolijk als het maar kan
EN: she needs knowing NL: men moet haar kennen