1 the distance from one end to the other of an object, period of time etc: “What is the length of your car?”
lengte, duur

2 a piece of something, especially cloth: “I bought a (3†“metre) length of silk.”
stuk

3 in racing, the measurement from end to end of a horse, boat etc: “He won by a length”
lengte

'lengthen (Werkwoord)

to make or become longer: “I'll have to lengthen this skirt”
langer worden, verlengen

'lengthways/'lengthwise (Bijwoord)

in the direction of the length: “She folded the towels lengthways.”
overlangs

'lengthy (Bijvoeglijk naamwoord)

of great, often too great, length: “This essay is interesting but lengthy.”
landurig, langdradig

at length

1 in detail; taking a long time: “She told us at length about her accident.”
uitvoerig

2 at last: “At length the walkers arrived home.”
uiteindelijk

go to any lengths

to do anything, no matter how extreme, dishonest, wicked etc, to achieve a particular aim: “She'd go to any lengths to get herself promoted.”
niets ongedaan laten
© K Dictionaries Ltd.

the length	de langdurigheid (v) ; de lengte (v) ; longitude (znw.) ; de tijdsduur (m) ; de tijdspanne ; de voortduring (v)
length	duur ; breedte ; lengte ; lengte als afmeting ; plak ; standlengte ; strook ; stuk ; ten slotte

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; MWB; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek; Vlietstra; KNNV




EN: long-duration

EN: keep at arm's length NL: op een afstand houden (figuurlijk)
EN: I will go all (any) lengths to succeed NL: ik wil álles doen om te slagen
EN: at length NL: ten slotte NL: omstandig, uitvoerig
EN: he fell (at) full length (all his length) NL: hij viel languit neer
EN: a full length portrait NL: schilderij ten voeten uit
EN: full length NL: ook: levensgroot
EN: he measured his length NL: hij viel languit neer