to touch with the lips as a sign of affection: “She kissed him when he arrived home”
kussen
an act of kissing: “He gave her a kiss.”
kus

kiss of life

a mouth-to-mouth method of restoring breathing.
mond-op-mondbeademing
© K Dictionaries Ltd.

to kiss	biljartballenbosting (ww.) ; klots (ww.) ; kus (ww.) ; kussen (ww.) ; smakker (ww.) ; zoenen (ww.)
the kiss	de zoen (m)

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




EN: smacking kiss

EN: blow a kiss NL: kushandje geven
EN: kiss the dust NL: z. slaafs onderwerpen NL: gedood worden
EN: kiss the ground NL: z. voor iemand in het stof werpen NL: (figuurlijk) het onderspit moeten delven
EN: kiss hands, the hand of NL: ambt (van iemand) met handkus aanvaarden
EN: kiss one's hand to NL: iemand een kushandje geven
EN: kiss the rod NL: kastijding gedwee aanvaarden
EN: kiss of life NL: mond-op-mondbeademing NL: (figuurlijk) laatste poging
EN: kiss of death NL: genadestoot