Vertaal
Naar andere talen: • jack > DEjack > ESjack > FR
Vertalingen jack EN>NL

1 an instrument for lifting up a motor car or other heavy weight: “You should always keep a jack in the car in case you need to change a wheel.”
krik

2 the playing-card between the ten and queen, sometimes called the knave: “The jack, queen and king are the three face cards.”
boer

jack up

to raise (a motor car etc) and keep it supported, with a jack: “You need to jack up the car before you try to remove the wheel.”
opkrikken
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to jack vijzelen (ww.) ; krik (ww.)
the jackde boer
jack klink ; vijzel ; verende platine ; steunpoot ; stekerbus ; snoek ; bedieningsklink ; jacquard-platine ; hefroller ; geus ; formulierhangmapje ; dommekracht ; contactbus ; boegsprietvlag
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra


Voorbeeldzinnen met `jack`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: lever

Alternatieve spelling of gebruik
Let op; `jack` wordt wel in US-Engels gebruikt maar niet of zelden in UK-Engels.
In UK-Engels gebruikt men `bugger all`
In US-Engels gebruikt men `zip / jack / jack shit`
Uitdrukkingen en gezegdes
EN: Jack NL: Jan NL: Jantje (matroos), aanroep voor kelner, 'Jan', bediende, 'smeris' arbeider, vent NL: boer (kaartspel)
EN: every man jack NL: iedereen
EN: Jack and Jill NL: man en vrouw, jongen en meisje, type van de gewone man
EN: Union Jack NL: vlag van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
EN: jack(up) NL: opvijzelen NL: aanporren NL: ruïneren
EN: he's jacked it up (in) NL: hij heeft de brui er aan gegeven