1 the back part of the foot: “I have a blister on my heel.”
hiel

2 the part of a sock etc that covers this part of the foot: “I have a hole in the heel of my sock.”
hiel

3 the part of a shoe, boot etc under or round the heel of the foot: “The heel has come off this shoe.”
hak

1 to put a heel on (a shoe etc).
hak onder een schoen zetten

2 (usually withover) (of ships) to lean to one side: “The boat heeled over in the strong wind.”
overhellen

-heeled

: “high-heeled shoes.”
-gehakt

at/on one's heels

close behind one: “The thief ran off with the policeman close on his heels.”
op de hielen

kick one's heels

to be kept waiting: “I was left kicking my heels for half an hour.”
staan wachten

take to one's heels

to run away: “The thief took to his heels.”
wegrennen, vluchten

to heel

(of dogs etc) at a person's heel: “You must teach your dog to walk to heel in a busy street.”
achter iemand

turn on one's heel

to turn one's back (and walk off).
rechtsomkeert maken, zich plotseling omkeren
© K Dictionaries Ltd.

the heel	de slagzij ; de hiel (m) ; de hak
heel	residu ; voet van de dam ; tandhiel ; slof ; slagzij ; restant in de pan ; beer ; onderste uiteinde ; hieltje van stek ; hiel ; hak ; destillatieresten ; boordrand ; bodemafronding ; bezinksel

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek




EN: blighter

EN: heels NL: achterbenen
EN: be at (on) a person 's NL: iemand op de hielen zitten
EN: clap, lay a person by the heels NL: iemand gevangen nemen, zetten
EN: down at heels NL: (met) afgetrapt(e hakken)
EN: out at heels NL: met gaten in de kousen
EN: head over heels NL: hals over kop, overijld
EN: he had the heels of us NL: hij was ons vóór
EN: kick, cool one's heels NL: staan wachten
EN: show a clean pair of heels, take to one's heels NL: er van door gaan
EN: be well heeled NL: (Am.) er goed bij zitten
EN: heel out NL: (rugby) met de hakken trappen