Vertalingen hit EN>NL
1 to (cause or allow to) come into hard contact with: “The ball hit him on the head”raken, treffen2 to make hard contact with (something), and force or cause it to move in some direction: “The batsman hit the ball (over the wall).”slaan3 to cause to suffer: “The farmers were badly hit by the lack of rain”raken, lijden onder4 to find; to succeed in reaching: “His second arrow hit the bull's-eye”raken1 the act of hitting: “That was a good hit.”slag, treffer2 a point scored by hitting a target etc: “He scored five hits.”treffer3 something which is popular or successful: “The play/record is a hit”(top)hit'hit-and-'run (Bijvoeglijk naamwoord)1 (of a driver) causing injury to a person and driving away without stopping or reporting the accident.doorrijden na veroorzaken van ongeval2 (of an accident) caused by such a driver.doorrijden na veroorzaken van ongeval'hit-or-'miss (Bijvoeglijk naamwoord)without any system or planning; careless: “hit-or-miss methods.”op goed gelukhit backto hit (someone by whom one has been hit): “He hit me, so I hit him back.”terugslaanhit below the beltto hit in an unfair way.onder de gordel rakenhit it offto become friendly: “We hit it off as soon as we met”bevriend rakenhit onto find (an answer etc): “We've hit on the solution at last.”stuiten ophit outto attempt to hit: “The injured man hit out blindly at his attackers.”uithalen naarmake a hit withto make oneself liked or approved of by: “That young man has made a hit with your daughter.”succes hebben bij© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to hit | treffen (ww.) ; beroeren (ww.) ; een klap geven (ww.) ; hard slaan (ww.) ; hengsten (ww.) ; meppen (ww.) ; ontroeren (ww.) ; raken (ww.) ; slaan (ww.) ; timmeren (ww.) |
the hit | het doelpunt ; de collisie (v) ; de goal (m) ; de hit (m) ; het kasstuk ; de klapper (m) ; de kraker (m) ; de schlager (m) ; de slag ; het succes ; de succesnummer (m) ; het successtuk ; de topper (m) ; de treffer (m) ; de botsing (v) ; de bestseller (m) ; de aanrijding (v) |
hit | schot in de roos ; raakschot ; getroffen ; geslagen ; aangeschoten ; furore ; botsen in de zin van hard raken ; halen ; hit ; houwen ; inslaan ; klappen ; kloppen ; opvallen ; teisteren ; transiënte verstoring ; treffer ; trefzekerheid ; verzoek om informatie ; verzoek om inlichtingen |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra
Voorbeeldzinnen met `hit`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: bangEN: bashEN: batterEN: beatEN: beatenEN: beltEN: bludgeonEN: box somebody`s earsEN: buffetEN: clobberUitdrukkingen en gezegdes
EN: hit it, the mark
NL: de spijker op de kop slaanEN: hit or miss
NL: lukraakEN: hit and run
NL: raken en zich uit de voeten maken NL: aanrijden en doorrijdenEN: hit the hay,
hit the sack
NL: (Am.) onder de wol kruipenEN: hit the headlines
NL: de voorpagina (v.d. krant) halenEN: hit the road
NL: (op) weg gaanEN: hit below the belt
NL: gemeen spelenEN: hard
hit
NL: zwaar getroffen, geteisterdEN: hit off
NL: precies treffenEN: hit it off together
NL: 't goed kunnen vinden samenEN: hit out
NL: slaan (at, naar) NL: van z. afslaanEN: hit(up) on
NL: toevallig aantreffen, stoten op