1 (usually in plural) a set of toothed wheels which act together to carry motion: “a car with automatic gears.”
drijfwerk

2 a combination of these wheels, eg in a car: “The car is in first gear.”
versnelling

3 a mechanism used for a particular purpose: “an aeroplane's landing-gear.”
mechanisme

4 the things needed for a particular job, sport etc: “sports gear.”
uitrusting

'gearbox (Zelfstandig naamwoord)

the part of a car etc which has the gears in it.
versnellingsbak

gear lever/change/stick

(American) the apparatus in a car etc which is used to change gear.
schakelhandel
© K Dictionaries Ltd.

the gear	het tandrad ; benodigde (znw.) ; het gareel ; het harnas ; de kleding (v) ; de kleren ; de monstering (v) ; de outfit (m) ; de outillage (v) ; de plunje ; schakelinrichting (znw.) ; het tandwiel ; de tenue ; de toom (m) ; het tuig ; de uitmonstering (v) ; de uitrusting (v) ; de uitzet (m) ; de versiering (v) ; de versnelling (v)
gear	wiel ; liftmachine ; bedieningsinrichting ; drijfwerk ; duikmateriaal ; duikuitrusting ; gereedschap ; groot wiel ; kam met hevels ; kamrad ; kamwiel ; kroonrondsel ; apparatuur ; nokkenastandwiel ; rondsel ; tandstang ; tandwiel ; tandwieloverbrenging ; tandwielstelsel ; versnelling in de zin van overbrenging ; versnelling- ; vistuig

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Diving dictionary; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek; Fietswoordenboek




EN: harness

EN: in, out of gear NL: ingeschakeld, uitgeschakeld
EN: top, bottom gear NL: grootste, kleinste versnelling
EN: get into gear NL: op gang komen
EN: throw into, out of gear NL: inschakelen, uitschakelen
EN: gear into NL: grijpen in
EN: gear to NL: afstemmen op, aanpassen aan