1 whatever happens by chance or (good or bad) luck: “whatever fortune may bring.”
lot

2 a large amount of money: “That ring must be worth a fortune!”
fortuin

'fortunate (Bijvoeglijk naamwoord)

having good fortune; lucky: “It was fortunate that no-one was killed in the accident.”
gelukkig

'fortunately (Bijwoord)

gelukkig

'fortune-teller (Zelfstandig naamwoord)

someone who tells fortunes.
waarzegger

tell (someone's) fortune

to foretell what will happen to someone in the future: “The gypsy told my fortune.”
de toekomst voorspellen
© K Dictionaries Ltd.

the fortune	het fortuin ; de fortuinlijkheid (v) ; het fortuintje ; het geluk ; grote som geld (znw.) ; de kapitaal ; het lot ; het noodlot ; het vermogen
Fortune	Fortuna ; levenslot

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Wikipedia




EN: accident
EN: capital
EN: chance
EN: coincidence
EN: destiny
EN: fate
EN: providence

EN: fortunes NL: lotgevallen
EN: by good fortune NL: gelukkigerwijs
EN: tell fortunes NL: waarzeggen
EN: fortune favours the bold NL: wie waagt, die wint
EN: I fortuned upon him NL: ik trof hem toevallig