1 to give food to: “He fed the child with a spoon.”
voeden

2 (withon) to eat: “Cows feed on grass.”
leven van
food especially for a baby or animals: “Have you given the baby his feed?”
voeding

fed up

tired; bored and annoyed: “I'm fed up with all this work!”
beu
© K Dictionaries Ltd.

to feed	voeren (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; doorgeven (ww.) ; doorspelen (ww.) ; doorvertellen (ww.) ; eten geven (ww.) ; invoeren (ww.) ; mesten (ww.) ; opschuiven (ww.) ; rondbrieven (ww.) ; spijzigen (ww.) ; te eten geven (ww.) ; toedragen (ww.) ; toevoeren (ww.) ; vetmesten (ww.) ; voeden (ww.) ; voederen (ww.) ; voedsel geven (ww.) ; rondvertellen (ww.)
the feed	het voer
feed	voeding ; werkslag ; weiden ; webfeed ; watertoevoer ; vullen ; vreten ; voer ; voedingsnelheid ; voedingsinrichting ; maaltijd ; aanvoeren ; aanvoerinrichting ; aanzet ; bewegen ; bikken ; brandstoftoevoer ; doorschuiven ; eten ; feed ; gebruiken ; inleggen ; invoer ; kaarttoevoer ; laten grazen ; aanvoer ; materiaalaanvoer ; materiaaltoevoer ; nagieten ; navoeden ; nuttigen ; opvoeren van vloeistof ; snijdende slag ; snijsnelheid ; snijsnelheid per min. ; snijsnelheid per slag ; tandspreiding ; tandverloop ; toevoer ; verplaatsen

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; A.M.T.S.; MWB; Autowoordenboek




EN: grub
EN: nurture

EN: he feeds on potatoes NL: hij leeft van aardappelen
EN: feed one's eyes on NL: zich verlustigen in
EN: feed up NL: mesten
EN: I'm fed up with it NL: ik heb er genoeg van
EN: be off one's feed NL: geen trek in eten hebben