1 the part of anything (intended to be) nearest the person who sees it; usually the most important part of anything: “the front of the house”
voorkant

2 the foremost part of anything in the direction in which it moves: “the front of the ship”
voorste (gedeelte)

3 the part of a city or town that faces the sea: “We walked along the (sea) front.”
zeekant

4 (in war) the line of soliers nearest the enemy: “They are sending more soldiers to the front.”
front

5 a boundary separating two masses of air of different temperatures: “A cold front is approaching from the Atlantic.”
front

6 an outward appearance: “He put on a brave front.”
houding

7 a name sometimes given to a political movement: “the Popular Front for Liberation.”
Front

'frontage (Zelfstandig naamwoord)

the front part of a building etc.
voorgevel

'frontal (Bijvoeglijk naamwoord)

from the front: “a frontal attack.”
frontaal

at the front of

(standing etc) in the front part of something: “at the front of the house”
vooraan aan

in front (of)

(placed, standing, moving etc) outside something on its front or forward-facing side: “There is a garden in front (of the house).”
voor
© K Dictionaries Ltd.

the front	de frontlijn ; de vuurlijn ; de voorzijde ; voorste gedeelte (znw.) ; de voorkanten ; de voorkant (m) ; de voorgevel (m) ; vooreinde (znw.) ; vooreind (znw.) ; de pui ; de gevel (m) ; gevechtslinie (znw.) ; het front ; de façade (v) ; de dekmantel (m) ; het aangezicht
front	de spits van een bosbrand ; voorzijde gevelwand ; voorzijde ; voorste ; voorkant ; voorfront ; frontzijde ; front

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra




EN: facade
EN: face
EN: fascia
EN: forefront
EN: front part
EN: outlook
EN: Zelfst. Naamw.

EN: in front NL: voorop, vooraan NL: en face (foto)
EN: in front of NL: vóór
EN: in the front of the house NL: vóór in het huis
EN: he came to the front NL: hij trad op de voorgrond
EN: with a firm front NL: vastberaden
EN: he put a bold front on it NL: hij bood er moedig het hoofd aan
EN: front about NL: z. omkeren