1 strength or power that can be felt: “the force of the wind.”
kracht

2 a person or thing that has great power: “the forces of Nature.”
macht

3 (sometimes with capital) a group of men prepared for action: “the police force”
macht

1 to make (someone or something) do something, go somewhere etc, often against his etc will: “He forced me to give him money.”
dwingen

2 to achieve by strength or effort: “He forced a smile despite his grief.”
forceren

forced (Bijvoeglijk naamwoord)

done with great effort: “a forced march.”
geforceerd

'forceful (Bijvoeglijk naamwoord)

powerful: “a forceful argument.”
krachtig

'forcefully (Bijwoord)

krachtig

'forces (noun plural)

the army, navy and air force considered together: “The Forces played a large part in the parade.”
strijdkrachten

in

in or into operation; working or effective: “The new law is now in force.”
van kracht
© K Dictionaries Ltd.

to force	noodzaken (ww.) ; gelasten (ww.) ; geweld (ww.) ; heir (ww.) ; kracht (ww.) ; krijgsmacht (ww.) ; leger (ww.) ; legermacht (ww.) ; macht (ww.) ; mankracht (ww.) ; motor (ww.) ; gebieden (ww.) ; noodzaken tot (ww.) ; opdragen (ww.) ; opdringen (ww.) ; strijdmacht (ww.) ; stuwkracht (ww.) ; troepenmacht (ww.) ; vermogen (ww.) ; verordenen (ww.) ; verordonneren (ww.) ; forceren (ww.) ; aandrijfkracht (ww.) ; aandrijving (ww.) ; bevelen (ww.) ; commanderen (ww.) ; decreteren (ww.) ; doordrijven (ww.) ; drijfkracht (ww.) ; dwingen (ww.) ; dwingen te doen (ww.)
FORCE (Afkorting)	FORCE (Afkorting)
force	doordrukken ; zich opdringen ; verplichten ; verkrachten ; troepenmacht ; sterkte ; reaktiekoppel ; kracht ; ingrijpen ; geweld aandoen

Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




EN: bulldoze
EN: bully
EN: burden
EN: coerce
EN: compel
EN: constrain
EN: drive
EN: driving force
EN: forward motion
EN: heaviness

EN: the forces NL: de legermacht
EN: the force NL: de politie
EN: by force of NL: krachtens
EN: by main force NL: uit alle macht
EN: from (by) force of habit NL: uit gewoonte
EN: in force NL: van kracht (wet)
EN: put in force NL: in werking stellen
EN: in great force NL: in groten getale NL: vol vuur
EN: force the game NL: op risico spelen
EN: he forced my hand NL: hij dwong me het te doen
EN: she forced a smile NL: ze glimlachte gedwongen
EN: force down one's bread NL: eten met moeite naar binnen werken
EN: force from NL: afdwingen, ontwringen