Vertaal
Naar andere talen: • FISH > DEFISH > ESFISH > FR
Vertalingen FISH EN>NL

1 a kind of creature that lives in water and breathes through gills: “There are plenty of fish around the coast.”
vis

2 its flesh eaten as food: “Do you prefer meat or fish?”
vis

1 to (try to) catch fish (in): “She likes fishing”
vissen

2 (usually withfor) to search for: “She fished around in her handbag for a handkerchief.”
zoeken

3 (usually withfor) to try to get by indirect means: “He is always fishing for compliments.”
vissen

'fishy (Bijvoeglijk naamwoord)

1 of or like a fish: “a fishy smell.”
visachtig

2 odd or suspicious: “There's something fishy about that man.”
verdacht

'fishball (Zelfstandig naamwoord)

mashed fish shaped into a ball and cooked.
visbal

'fisherman (Zelfstandig naamwoord)

a person who fishes either as a job or as a hobby.
visser

'fish farm (Zelfstandig naamwoord)

an area of fresh water for breeding fish as a business.
viskwekerij

fish farmer

a person who breeds fish.
viskweker

'fish hatchery (Zelfstandig naamwoord)

a place for hatching fish eggs.
broedplaats voor vis

'fishing-line (Zelfstandig naamwoord)

a fine strong thread, now usually made of nylon, used with a rod, hooks etc for catching fish.
vissnoer

'fishing-rod (Zelfstandig naamwoord)

a long thin flexible rod used with a fishing-line and hooks etc for catching fish.
hengel

fish merchant

a fishmonger.
vishandelaar

'fishmonger (Zelfstandig naamwoord)

1 a person who sells fish.
visboer

2 a shop that sells mainly fish: “I must go down to the fishmonger.”
visboer

feel like a fish out of water

to feel uncomfortable or out of place in a situation.
zich niet thuisvoelen

fish out

to pull something out with some difficulty: “At last he fished out the letter he was looking for.”
opvissen

The plural fish is never wrong, but sometimes fishes is used in talking about different individuals or species: How many fish did you catch?; the fishes of the Indian Ocean; the story of two little fishes.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
to fish hengelen (ww.) ; jagen ; vis (ww.) ; vissen (ww.) ; visvangen (ww.)
FISH (Afkorting) FISH (Afkorting)
fish gelaste versterking ; las ; vis ; vissen
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek


Voorbeeldzinnen met `FISH`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
EN: angle

Uitdrukkingen en gezegdes
EN: a poor fish NL: sumper
EN: he drinks like a fish NL: hij zuipt als een ketter
EN: a pretty kettle of fish NL: (spreektaal) een mooie boel
EN: a loose fish NL: losbol
EN: neither fish, nor flesh, nor good red herring NL: geen vis en geen vlees
EN: I've other fish to fry NL: heb wel wat anders te doen
EN: all is fish that comes to his net NL: hij kan alles gebruiken
EN: feed the fishes NL: (spreektaal) zeeziek zijn
EN: fish out NL: leegvissen
EN: fish up NL: opvissen