a moulded piece of wax with a wick in the centre, for giving light: “We had to use candles when the electric lights went out.”
kaars

'candle-light (Zelfstandig naamwoord)

the light from a candle: “We had dinner by candle-light.”
kaarslicht

'candlestick (Zelfstandig naamwoord)

a holder for a candle.
kandelaar
© K Dictionaries Ltd.

the candle	de kaars (v) ; de waskaars
candle	candela ; devotielicht ; kaars ; kaarsensterkte

Bronnen: interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




EN: dip

EN: burn the candle at both ends NL: zijn energie verkwisten
EN: cannot (is not fit) to hold a candle to NL: hij kan niet halen bij
EN: sell by inch of candle, by the candle NL: (veiling) verkopen tegen het laatste bod vóór het uitgaan van de kaars
EN: not worth the candle NL: de moeite niet waard