Vertalingen boat EN>NL
1 a small vessel for travelling over water: “We'll cross the stream by boat.”boot2 a larger vessel for the same purpose; a ship: “to cross the Atlantic in a passenger boat.”schip3 a serving-dish shaped like a boat: “a gravy-boat.”komto sail about in a small boat for pleasure: “They are boating on the river.”spelevaren'boatman (Zelfstandig naamwoord)a man in charge of a small boat in which fare-paying passengers are carried.schipper, botenverhuurderin the same boatin the same, usually difficult, position or circumstances: “We're all in the same boat as far as low wages are concerned.”in hetzelfde schuitje'speedboat (Zelfstandig naamwoord)a fast motor boat.raceboot© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the boat | de boot (m) ; het bootje ; het scheepje ; het schip ; de schuit ; het schuitje ; het stoomschip ; de vaartuig |
boat | aak ; bijboot ; krans ; schaaltje ; scheepje ; schuitje ; sloep |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; MWB; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `boat`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: craftEN: ferryEN: linerEN: shipEN: yachtUitdrukkingen en gezegdes
EN: take to the
boats
NL: in de reddingboten gaanEN: be in the same
boat
NL: in hetzelfde schuitje zitten