Vertalingen appoint EN>NL
1 to give (a person) a job or position: “They appointed him manager”aanstellen2 to fix or agree on (a time for something): “to appoint a time for a meeting.”vaststellenap'pointed (Bijvoeglijk naamwoord): “He arrived before the appointed time.”vastgesteldap'pointment (Zelfstandig naamwoord)1 (an) arrangement to meet someone; I made an appointment to see him.afspraak2 the job or position to which a person is appointed: “His appointment was for one year only.”aanstelling© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to appoint | aanbevelen (ww.) ; aanraden (ww.) ; aanstellen (ww.) ; aanwijzen (ww.) ; benoemen (ww.) ; iemand recommanderen (ww.) ; in functie aanstellen (ww.) ; installeren (ww.) ; nomineren (ww.) ; vaststellen (ww.) ; voordragen (ww.) |
Bronnen: interglot; Vlietstra
Voorbeeldzinnen met `appoint`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: chooseEN: designateEN: draft inEN: get somebody on boardEN: inviteEN: nominateEN: present