Vertalingen Uhr DE>NL
die Uhr
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [uːɐ] |
Verbuigingen: | Uhr , Uhren |
1) Gerät, das die Zeit misst -
horloge , klok Meine Uhr ist stehen geblieben. - Mijn horloge is stil blijven staan. Die Uhr geht vor / nach. - De klok loop voor / achter. Armbanduhr - polshorloge Uhrzeiger - wijzer van horloge |
jds innere Uhr (=jds Zeitgefühl) - inwendige klok
|
2) auf einer Uhr angezeigte Zeit -
uur vier Uhr zwanzig (4:20 Uhr) - vier uur twintig (4:20 uur) Der Einbruch passierte gegen / um drei Uhr morgens. - De inbraak vond plaats tegen drie uur 's morgens. |
Wie viel Uhr ist es / haben wir? (=) - Hoe laat is het?
|
rund um die Uhr (=Tag und Nacht) - dag en nacht, de klok rond
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Uhr (v) | het horloge |
die Uhr | de klok ; het klokje ; het polshorloge ; tijdsbestek van een uur (znw.) ; timer ; het uur ; het zakuurwerk |
Uhr | aanwijsinrichting voor de tijd ; de duikerhorloge (v) ; klok ; tijdsbron ; uurwerk ; zoemer |
Bronnen: www.horloge.nl; Engoi Woordenschatoefeningen; interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary; training.bova
Voorbeeldzinnen met `Uhr`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AbschnittDE: ArmbanduhrDE: ChronometerDE: KuckucksuhrDE: RadioweckerDE: StanduhrDE: StoppuhrDE: TaschenuhrDE: WeckerDE: ZeitabschnittUitdrukkingen en gezegdes
DE: es ist 3
Uhr
NL: het is 3 uur