Vertalingen Zügel DE>NL
der Zügel
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʦyːgəl] |
Verbuigingen: | Zügels , Zügel |
Band aus Leder, mit dem ein Pferd gelenkt wird -
teugel ein Pferd am Zügel führen - een paard aan de teugel leiden |
die Zügel fest in der Hand haben (=etw. im Griff haben) - de teugel(s)/het heft stevig in handen hebben
|
die Zügel schleifen lassen (=nicht mehr so streng sein wie zuvor) - de teugel(s) laten vieren
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Zügel | de breidel (m) ; de halsband (m) ; de leiband (m) ; het leidsel ; de leidsels ; de teugel (m) ; de teugels ; de toom (m) |
Zügel | kruisteugel ; teugel |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Zügel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: Zaum