1. MWB
  2. Vertalen
  3. zweisprachig (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • zweisprachig > EN • zweisprachig > ES • zweisprachig > FR
Vertalingen zweisprachig DE>NL

I zweisprachig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈʦvaiʃpraːxɪç]

1) zwei Sprachen beherrschend / benutzend - tweetalig

2) in zwei Sprachen geschrieben - tweetalig


II zweisprachig

bijwoord

deel van de uitdrukking: tweetalig
Unsere Kinder wachsen zweisprachig auf. - Onze kinderen groeien tweetalig op.
Das Formular wurde zweisprachig abgefasst. - Het formulier werd tweetalig geschreven.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zweisprachig tweetalig
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `zweisprachig`
Voorbeeldzinnen laden....