Vertalingen zusammenstoßen DE>NL
I zusammenstoßen
werkw.
sich versehentlich mit Schwung berühren -
botsen Beim Spielen stießen die Kinder mit den Köpfen zusammen. - Bij het spelen zijn de kinderen met de hoofden tegen elkaar gebotst. |
II der Zusammenstoß
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ʦuˈzamənʃtoːs] |
Verbuigingen: | Zusammenstoß(e)s , Zusammenstöße |
1) deel van de uitdrukking: botsing Bei dem Zusammenstoß gab es einen Toten. - Bij de botsing viel er één dode. |
2) gewalttätiger Konflikt -
conflict Bei Zusammenstößen zwischen Demonstranten und Polizei gab es drei Verletzte. - Bij de rellen tussen demonstranten en politie raakten drie mensen gewond. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zusammenstoßen (ww.) | aanrijden (ww.) ; botsen (ww.) ; stoten op (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `zusammenstoßen`

Voorbeeldzinnen laden....