Vertaal
Vertalingen Zusammenschlagen DE>NL

zusammenschlagen

werkw.
Uitspraak:  uˈzamənʃlaːgən]

1) deel van de uitdrukking: in elkaar slaan
Er wurde brutal zusammengeschlagen. - Hij werd meedogenloos in elkaar geslagen.

2) aneinanderschlagen - in elkaar slaan
Sie schlug entsetzt die Hände über dem Kopf zusammen. - Zij sloeg ontzet haar handen samen boven haar hoofd.

3) durch Schlagen zerstören - in elkaar slaan
In seiner Wut schlug er die halbe Einrichtung zusammen. - In zijn boosheid sloeg hij de halve inboedel kort en klein.

4) sich treffen, gegeneinanderschlagen - op elkaar slaan
Die Wellen schlugen über dem kleinen Boot zusammen. - De golven sloegen over de boot heen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zusammenschlagen (ww.) 'n aframmeling geven (ww.) ; aframmelen (ww.) ; afranselen (ww.) ; afrossen (ww.) ; aftuigen (ww.) ; in elkaar rammen (ww.) ; in elkaar timmeren (ww.) ; ineenslaan (ww.) ; ineentimmeren (ww.) ; tegen elkaar slaan (ww.) ; timmerend in elkaar zetten (ww.) ; toetakelen (ww.)
Zusammenschlagen tehoop ploegen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Zusammenschlagen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: gegenseitig schlagen