Vertaal
Naar andere talen: • zerstückeln > ENzerstückeln > ESzerstückeln > FR
Vertalingen zerstückeln DE>NL

zerstückeln

werkw.
Uitspraak:  ɛɐˈʃtʏkəln]

jemanden / etw. in mehrere Stücke zerteilen - in stukken delen
im Wald eine zerstückelte Leiche finden - in het bos een in stukken gesneden lichaam vinden
Der Schultag ist in lauter 50-Minuten-Einheiten zerstückelt. - Een schooldag is alleen maar verdeeld in lesuren van 50 minuten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zerstückeln (ww.) opscheppen (ww.) ; opsnijden (ww.) ; snoeven (ww.) ; stuk snijden (ww.) ; stuksnijden (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `zerstückeln`
Voorbeeldzinnen laden....