Vertalingen zerstückeln DE>NL
zerstückeln
werkw.
jemanden / etw. in mehrere Stücke zerteilen -
in stukken delen im Wald eine zerstückelte Leiche finden - in het bos een in stukken gesneden lichaam vinden Der Schultag ist in lauter 50-Minuten-Einheiten zerstückelt. - Een schooldag is alleen maar verdeeld in lesuren van 50 minuten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zerstückeln (ww.) | opscheppen (ww.) ; opsnijden (ww.) ; snoeven (ww.) ; stuk snijden (ww.) ; stuksnijden (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `zerstückeln`

Voorbeeldzinnen laden....