Vertalingen Waage DE>NL
die Waage
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈvaːgə] |
Verbuigingen: | Waage , Waagen |
1) Gerät, mit dem das Gewicht von Dingen oder Personen festgestellt werden kann -
weegschaal die Äpfel auf die Waage legen - de appels op de weegschaal leggen Er bringt über 100 Kilo auf die Waage. - Hij is goed voor meer dan 100 kilo. |
sich die Waage halten (=in einem ausgeglichenen Verhältnis zueinander sein) - tegen elkaar opwegen
Vor- und Nachteile halten sich die Waage. - Voor- en nadelen wegen tegen elkaar op.
|
2) Sternzeichen vom 23.9. bis 22.10. oder Person, die in dieser Zeit geboren ist astrologie -
weegschaal Sie / Er ist Waage. - Zij / Hij is weegschaal. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
die Waage | de balans ; de bascule ; de waag (m) ; de weegbrug ; weeghuis (znw.) ; de weegschaal (v) |
Waage | weeginrichting ; weegschaal ; weegtoestel ; weegwerktuig |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Waage`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: BalkenwaageDE: BriefwaageDE: BrückenwaageDE: FischDE: JungfrauDE: KrebsDE: KüchenwaageDE: LaufgewichtswaageDE: LäuferwaageDE: LöweUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich die
Waage halten
NL: tegen elkaar opwegenDE: das Zünglein an der
Waage sein
NL: op de wip zitten, de uitslag (kunnen) geven